<< Terug naar actualiteit
- 2 -
maart
2019

De krachtlijnen van de nieuwe vennootschapswetgeving



  1. Van 17 naar 4 vennootschapsvormen: enkel de NV, de BV, de maatschap en de coöperatieve vennootschap blijven over. Dit vergt voor heel wat vennootschappen een statutenwijziging, doch deze moet maar vóór 1 januari 2024 zijn doorgevoerd.

  2. Met de Besloten Vennootschap komt de wetgever tegemoet aan de flexibiliteit die de gemiddelde Vlaamse KMO nodig heeft. Ze wordt als het ware de basisondernemingsvorm:

    1. De BV schermt, zoals dat ook bij de BVBA het geval was, het privévermogen van de ondernemer af van de vennootschapsschuldeisers.

    2. Maar de nieuwe BV kan, in tegenstelling tot de voormalige BVBA, worden opgericht zonder startkapitaal. Wel is vereist dat het vennootschapsvermogen volstaat om van start te gaan, en dat moet kunnen worden bewezen aan de hand van een financieel plan (min. op 2 jaar), openingsbalans en budgetten. Maar de inleg hoeft dus niet per se de vorm van kapitaal aan te nemen, en kan dus bijvoorbeeld ook dmv van een lening of door inbreng van knowhow en zelfs toekomstige arbeid.

    3. De stringente regels omtrent de overdracht van aandelen wordt verlaten. De Besloten Vennootschap is dus niet echt meer ‘besloten’.

  3. Ook de NV wordt versoepeld: er is maar één bestuurder meer nodig. Dit geldt evenzeer voor de Belgische stichting, wat het vehikel in het kader van de overdracht van het familiebedrijf (naar Nederlands voorbeeld) enigzins aantrekkelijker maakt;

  4. In zowel de NV als de BV kunnen aandelen met meervoudig stemrecht worden uitgegeven. Daartoe moeten de statuten worden gewijzigd (met 75% van de stemmen). Dit geeft heel wat mogelijkheden naar de successieregeling - de ouders kunnen immers al de aandelen schenken zonder per se controle te verliezen en dit zonder complexe structuren - maar ook naar bijvoorbeeld instap van werknemers in het kapitaal...

  5. Het gebruik van coöperatieve vennootschappen wordt anderzijds verstrengd: ze dient mensen te verenigen die aan gemeenschappelijke doelstellingen werken en gemeenschappelijke waarden delen, en kan dus niet langer dienen voor vrije beroepers die er gretig gebruik van maakten omdat de in- en uitstap vlot kon;

  6. De bestuurdersaansprakelijkheid voor lichte fouten wordt beperkt tot tussen 125.000 en 12.000.000 euro (afhankelijk van de grootte van de onderneming). Het gaat hier over lichte toevallige fouten, en dus niet over herhaaldelijke lichte fouten, zware fouten of fouten die gemaakt zijn met bedrieglijk opzet;

  7. VZW’s mogen een winstoogmerk hebben en dus handelsactiviteiten voeren (maar mogen die winst niet uitkeren);

  8. Niet de operationele leiding maar wel de statutaire zetel is doorslaggevend bij het bepalen van de nationaliteit van de vennootschap. Dit komt de rechtszekerheid absoluut ten goede. Fiscaal liggen de kaarten uiteraard anders.