Een schenking is een overeenkomst waarbij een schenker zonder vergoeding of tegenprestatie en onherroepelijk afstand doet van een roerend of onroerend goed ten voordele van een begiftigde en waarbij de begiftigde dit goed aanvaardt.1
1. Tarieven
De tarieven gehanteerd bij schenking van roerende en onroerende goederen worden in beginsel geregeld door artikel 131 van het Wetboek Registratierechten. Voor wat betreft de schenking van onroerende goederen (art. 131, 1) zijn de tarieven voor de schenkbelasting als volgt:
In rechte lijn en tussen partners 2 |
Tussen alle andere personen |
|
0 – 150.000 EUR |
3% |
10% |
150.001 – 250.000 EUR |
9% |
20% |
250.001 – 450.000 EUR |
18% |
30% |
450.001 EUR en meer |
27% |
40% |
Het bovenstaande geldt per schenking en per begunstigde. Heeft de begiftigde minstens 3 kinderen onder de leeftijd van 21 jaar, dan worden deze tarieven verminderd:
Noteer evenwel dat bij schenking van bouwgrond bestemd tot woningbouw tussen echtgenoten of samenwonenden, de tarieven tot en met de schijf van 100.000 tot 150.000 euro telkens met 2 % verlaagd worden t.o.v. het gewone tarief. Wordt die schenking gedaan aan andere personen dan echtgenoten, samenwonenden of familieleden in rechte lijn, dan is een tarief van 10% van toepassing tot de belastingschijf van 150.000 euro. Daarboven is het gewone tarief voor de schenking van onroerende goederen van toepassing, en dit afhankelijk van de verwantschap tussen de schenker en de begiftigde. Deze verlaagde tarieven voor de schenking van bouwgrond gelden enkel indien de begiftigde binnen de vijf jaar zijn hoofdverblijfplaats op het adres van de grond heeft gevestigd.
Voor wat betreft roerende goederen, bijvoorbeeld obligatieleningen of aandelen, geldt sinds 1 januari 2004 een vlak tarief:
De handgift, enkel mogelijk bij schenking van tastbare roerende goederen zoals geld, antiek of juwelen, is een schenking die niet bij authentieke akte wordt voltrokken en dus niet wordt geregistreerd. Bijgevolg komt geen notaris tussen die registratiebelastingen int.
2. Vaststelling belastbare grondslag
Zowel voor roerende als onroerende goederen worden de registratiebelastingen berekend op de verkoopwaarde van het geschonken goed. De schenker en de begiftigde moeten deze waarde waarheidsgetrouw opgeven in de schenkingsakte. De adminstratie kan deze waardering controleren, en bijkomende registratiebelastingen opeisen mocht hij van oordeel zijn dat de waarde niet markconform werd bepaald.
Wordt een goed niet in volle eigendom geschonken, maar slechts in vruchtgebruik of naakt eigendom, dan gelden bijzondere wettelijk vastgelegde forfaitaire regels om de verkoopswaarde van het goed te bepalen. Er wordt vanuit gegaan dat de jaarlijkse opbrengst 4% is van de waarde van het goed in volle eigendom. Die forfaitaire opbrengst wordt dan hetzij vermenigvuldigd met een coëfficient bepaald in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker (in geval van levenslang vruchtgebruik), hetzij gekapitaliseerd aan 4% (in geval van tijdelijk vruchtgebruik).
3. Schenken voor het overlijden - progressievoorbehoud
De erfbelasting is hoger als de registratiebelasting, en bijgevolg kan een schenking voor het overlijden interessant zijn. De tarieven voor de erfbelasting in rechte lijn, voor zowel roerende als onroerende goederen, zijn de volgende:
Van ... tot ... |
Tarief in rechte lijn |
---|---|
0,01 EUR - 50.000 EUR |
3% |
50.000 EUR – 75.000 EUR |
9% |
75.000 - 125.000 EUR |
9 % |
125.000 – 250.000 EUR |
9% |
Boven de 250.000 EUR |
27 % |
Zijn nog erfbelastingen verschuldigd indien men reeds registratiebelasting betaalde? De algemene regel is als volgt: “wie reeds registratiebelastingen betaalde, is op datzelfde goed geen erfbelastingen meer verschuldigd, zelfs niet als de schenker binnen de 3 jaar komt te overlijden”. Dit geldt zowel voor roerende als onroerende goederen. Voorheen werd de waarde van de roerende schenking die plaatsvond binnen de 3 jaar voor het overlijden opnieuw bij het actief gevoegd in de nalatenschap, maar dit is ingevolge de wijziging van artikel 66bis W. Succ. dus niet meer het geval. Werd het (roerend) goed evenwel bij handgift of voor de Nederlandse notaris geschonken, dan zal het overlijden van de schenker binnen de 3 jaar, bij gebrek aan heffing van registratiebelasting, aanleiding geven tot een taxatie in het successierecht.3
Voor wat betreft onroerende goederen bestaat er evenwel progressievoorbehoud: de waarde van de eerste schenking wordt bij de volgende schenking of de nalatenschap bij overlijden binnen de 3 jaar geteld. Indien dus tussen dezelfde partijen een nieuwe onroerende schenking gebeurd binnen de drie jaar na de eerste schenking, dan wordt de waarde van de tweede (en andere) schenking bij die van de eerste gevoegd zonder de eerste schenking een tweede maal te belasten. Hogere tarieven zijn zo van toepassing.
Bijvoorbeeld: in 2012 schenkt moeder een huis met een waarde van 200.000 euro aan haar dochter. De schenking moet voor de notaris gebeuren, en registratiebelastingen werden dus reeds betaald. Een jaar later komt moeder te overlijden, en erft de dochter een nalatenschap van 300.000 euro.
Die 200.000 euro is vrijgesteld van erfbelastingen, maar wordt wel in aanmerking genomen voor de berekening van het progressief tarief die van toepassing zal zijn op de 300.000 euro. In casu zal bijgevolg op de eerste 50.000 euro 9% (schijf tussen 200.001 en 250.000 euro) en op de resterende 250.000 euro 27% (schijf tussen 250.001 en 500.000 euro) aan erfbelastingen verschuldigd zijn.
Er bestaat geen progressievoorbehoud voor schenkingen van roerende goederen. Evenmin wordt de eerste schenking bij de tweede schenking gevoegd wanneer een van beide schenkingen roerende en de andere onroerende goederen bevatten.
4. Handgift of schenking voor de Nederlands notaris
Een roerend goed kan worden geschonken via een traditionele handgift, met twee beperkingen:
Wil men voorzien in een verbod van vervreemding of beding van terugkeer, of aandelen op naam overlaten, dan moet men zich wenden tot de notaris voor een schenking. In Nederland kan dit tegen 0% registratiebelastingen en, indien er geen overlijden plaatsvindt binnen de 3 jaar, ook zonder erfbelasting. Mocht de schenker in dit laatste geval wel komen te overlijden binnen de 3 jaar, dan wordt het geschonken goed geacht het vermogen niet te hebben verlaten en zullen bijgevolg erfbelastingen (progressief tot 27% in rechte lijn) betaald moeten worden.
Noteer dat men voor de Nederlandse notaris kan schenken (of een handgift doen) en, indien de schenker binnen de drie jaar ernstig ziek zou worden, nadien alsnog kan kiezen voor een notariele schenking in België tegen 3 of 7%. Beter nog is om de schenking gewoon te laten registreren, wat het ereloon van de notaris uitspaart. De registratiebelasting wordt dan berekend op basis van de waarde van het roerend goed op het ogenblik van de registratie, niet op het ogenblik van de schenking. Die zal voor cash geld niet veranderen, maar dit kan wel van belang zijn wanneer bijvoorbeeld aandelen of goud werd geschonken.
Bovendien dient te worden opgemerkt dat men zich kan verzekeren voor de eventueel te betalen erfbelastingen in geval van een overlijden binnen de drie jaar. De prijs hangt af van de leeftijd en gezondheidstoestand van de schenker, en schommelt zo tussen de 0,5 en 1% van het bedrag van de schenking.
5. Clausules schenkingsakten
Veelal wordt voorzien in specifieke clausules om de schenker te beschermen, en ook de uitoefening van het beheer van het vermogen niet mee te schenken alvorens men komt te voor overlijden. Het moge ondertussen duidelijk zijn dat dergelijke schenking dan voor de (Belgische dan wel buitenlandse) notaris dient te worden geregistreerd. Het betreft bijvoorbeeld:
6. Fiscaal misbruik
De circulaire van 19 juli 2012 had duidelijkheid geschonken voor wat geacht werd misbruik te zijn en wat niet. Die circulaire bevestigde dat de schenking voor een niet-Belgische notaris niet beschouwd als fiscaal misbruik, tenzij ze deel uitmaakt van een gecombineerde constructie met andere rechtshandelingen zoals:
Deze ‘witte lijst’ werd recentelijk, in navolging van de overheveling van deze materie naar de Vlaamse Overheid, uit de wetgeving opgeheven. De ‘zwarte lijst’ die een reeks rechtshandelingen opsomt die als fiscaal misbruik worden beschouwd bleeft daarentegen wel bestaan.7 Het betreft:
Wordt geschonken met gebruik van één of meerdere van bovenstaande constructies, dan dient de belastingplichtige te bewijzen dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven.
Hieraan dient te worden toegevoegd dat per 1 januari 2012 een antimisbruikbepaling werd ingevoegd voor wat betreft inkomstenbelasting (art. 344 § 1 WIB), en met ingang vanaf 1 juni 2012 ook voor registratiebelastingen (art. 18 § 2 W. Reg.) en erfbelastingen (art. 106 W. Succ.). Volgende rechtshandelingen zijn niet tegenstelbaar aan de administratie, behoudens tegenbewijs door de belastingsplichtige dat deze (ook) andere dan fiscale motieven had:
Men viseert hier de volstrekt kunstmatige constructie waarbij men handelingen stelt die enkel tot doel hebben om belastingen te ontwijken en de verrichting dus niet de economische doelstellingen onderliggend aan de fiscale wetgeving nastreeft, of die geen verband houdt met de economische werkelijkheid of niet onder commerciële of marktconforme voorwaarden plaatsvindt. De niet-fiscale motieven zijn dan ofwel algemeen (bij elke verrichtingen van hetzelfde type aanwezig), ofwel specifiek voor de betrokken verrichting maar van een te beperkt belang (in de zin dat een redelijk persoon de transactie niet zou verrichten omwille van het niet-fiscaal motief).8
7. Bijkomende bemerkingen bij schenking tussen echtgenoten
Een schenking tussen echtgenoten is steeds ad nutum herroepbaar (artikel 1096 B.W.). In geval van herroeping keren de geschonken goederen retroactief naar het vermogen van de schenker terug als ware ze nooit geschonken. Daarenboven vervallen alle schenkingen tussen echtgenoten, zowel binnen als buiten het huwelijkscontract gedaan, na een echtscheiding tenzij hiervan door de schenker afstand wordt gedaan. Het is dus slechts een precair recht, waardoor ook eventuele schenkingen van dit vermogen aan de kinderen een precair karakter zullen hebben.
In geval het koppel gehuwd is onder scheiding van goederen, kan het dus aangewezen zijn het huwelijkscontract te wijzigen en een “Toegevoegd Intern Gemeenschappelijk Vermogen” (TIGV) te voorzien. Bepaald vermogen kan daaraan worden toegevoegd, waardoor beide echtgenoten voor elk de helft eigenaar worden. Ten aanzien van derden wordt de TIGV als een gemeenrechtelijke onverdeeldheid beschouwd maar zij is, als een interne regeling, niet tegenstelbaar.
Het risico dat men binnen de 3 jaar na de schenking overlijdt, wordt zo – indien men na inbreng van goederen in het TIGV een schenking aan de kinderen beoogd – bovendien gespreid over beide ouders. De inbreng van bepaald vermogen in een TIGV waarna die aan de kinderen worden geschonken, frusteert niet de heffingsgrondslag en progressiviteit van artikel 131 W. Reg. De progressiviteit wordt immers niet doorbroken (en is slechts van toepassing op onroerende goederen), en de heffingsgrondslag verandert evenmin.
1 De tarieven en regels zoals hier besproken zijn van toepassing in Vlaanderen. Andere regels gelden in de andere gewesten.
2 Vanaf 17 januari 2014 worden in het Vlaams Gewest de volgende schenkingen gelijkgesteld met schenkingen in rechte lijn: 1/ schenkingen van stiefouder aan stiefkind en omgekeerd, 2/ schenkingen tussen uit de echt of van tafel en bed gescheiden ouders alsook deze tussen ex-samenwonenden voor zover zij samen kinderen hebben, en 3/ schenkingen tussen zorgouder en zorgkind, en omgekeerd, althans onder bepaalde voorwaarden.
3 De termijn van 3 jaar geldt voor gewone roerende of onroerende schenkingen, niet voor de schenking van aandelen in de familieondernemingen zoals voorzien in artikel 141bis van het Vlaams Wetboek van Successierechten.
4 Bovendien zou ook hier de termijn van 3 jaar, of 7 jaar ingeval van aandelen in de familieonderneming, voor het berekenen van eventuele erfbelastingen van toepassing zijn.
5 Noteer wel het volgende: indien de meerwaarden niet worden opgenomen voor 31 december van het jaar waarna zij zijn ontstaan, worden zij bij het kapitaal geincorporeerd. Bijgevolg maken zij geen deel uit van de nalatenschap van de schenker, zelfs niet mocht die binnen de 3 jaar komen te overlijden. De administratie kan hier mogelijk wel argumenteren dat het om een nieuwe schenking gaat.
6 Waarbij een goed dat in onverdeeldheid wordt gehouden, in geval van overlijden van de één van de mede-eigenaren, contractueel (en niet via de erfenis) overgaat over de resterende mede-eigenaar. Op deze manier zijn geen erfbelastingen verschuldigd.
7 De administratie acht een aantal van deze rechtshandelingen reeds belastbaar op basis van de bestaande wettelijke bepalingen (bv. sterfhuiscontructie). In dergelijke gevallen dient in hoofdorde de toepasselijkheid van de reeds bestaande wettelijke bepaling te worden verdedigd. De antimisbruikbepaling zal dan enkel in ondergeschikte orde worden ingeroepen, voor het geval de door de administratie in hoofdorde verdedigde thesis niet zou worden aanvaard.
8 Het schenking van het vermogen waarbij het vruchtgebruik wordt voorbehouden om zo de controle tijdens het leven te behouden, maakt geen misbruik uit. Meer zelfs, het gebruik van een burgelijke maatschap en/of SAK om dit doel te realiseren, wordt volledig ingegeven door economische motieven (continuiteit van de onderneming en opvolging van de bedrijfsvoering) en zijn dus tegenstelbaar aan de administratie.