Bij het overlaten en overnemen van een (familie)onderneming bouwt men graag zekerheden in. Enerzijds is men tevreden een overnemer/overlater te hebben gevonden en wil men de eerste afspraken zo snel mogelijk op papier zetten, maar anderzijds zal men de uitwerking van die overeenkomst willen uitstellen tot bepaalde garanties zijn gegeven. Denken we bijvoorbeeld aan het vernieuwen van de banklening die rust op de onderneming, het verlengen van de huurovereenkomst alsook de voornaamste commerciële overeenkomsten, het voldoen van de volledige overnameprijs, ... Is het wijs de verkoop van aandelen onder deze ontbindende voorwaarden te sluiten?
Verkoop onder ontbindende voorwaarde
Krachtens artikel 1168 van het Burgerlijk Wetboek is een verbintenis voorwaardelijk wanneer men deze doet afhangen van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, hetzij door de verbintenis op te schorten totdat de gebeurtenis zal plaatshebben, hetzij door ze teniet te doen, naargelang de gebeurtenis plaatsheeft of niet plaatsheeft. Artikel 1183 voegt hieraan toe dat een ontbindende voorwaarde die is welke, bij haar vervulling, de verbintenis teniet doet en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan. Zij schort de uitvoering van de verbintenis niet op; alleen verplicht zij de schuldeiser om, ingeval de door de voorwaarde bedoelde gebeurtenis plaatsheeft, terug te geven hetgeen hij ontvangen heeft.
Praktisch houdt dit in dat de overdracht van de aandelen gebeurt bij het sluiten van de overeenkomst en dat dan ook, tenzij andere afspraken werden gemaakt, de verkoopprijs reeds moet worden betaald. Vervult de voorwaarde(n) zich op een later tijdstip (bv. het wordt duidelijk dat de bank niet hetzelfde vertrouwen stelt in de overnemer als in de overlater, en de banklening niet wenst te verlengen), dan wordt de overeenkomst retroactief ontbonden als ware er nooit een overeenkomst geweest. Op dat moment zullen de aandelen dus automatisch terug naar de verkoper gaan, en zal deze ook de ontvangen prijs moeten terugbetalen.
Dit kan erg ongewenste effecten hebben: mogelijks werden de ontvangen gelden reeds elders geïnvesteerd, en opeens zal de overlater ook opnieuw moeten instaan voor de onderneming. Bovendien zou ook een eventuele daaropvolgende koper van de aandelen hierdoor de ontbinding van zijn koopovereenkomst kunnen vorderen (Cassatie, 24 januari 2011). Bijgevolg is het voor elke koper van aandelen van uitermate belang om het eigendom na te gaan, niet alleen door het aandelenregister op te vragen maar ook door alle eerder gesloten verkoopovereenkomst(en) terdege na te zien.
Wil men per se met een ontbindende voorwaarde werken, dan beperkt men die dus idealiter in de tijd (bv. 1 jaar). Blijft men zich bovendien indachtig dat de verkoopprijs mogelijks zal moeten worden terugbetaald en men dus mogelijks opnieuw eigenaar wordt van de aandelen, dan kan men zich tijdens deze korte periode gedragen als ware er nog geen verkoop in die zin dat men betrokken blijft bij de onderneming en ook de ontvangen gelden nog even op een rekening blokkeert tot zeker is dat de ontbindende voorwaarde zich niet zal vervullen (door verstrijken van de termijn of omdat zeker is komen vast te staan dat dit niet het geval zal zijn).
Is de opschortende voorwaarde een oplossing?
In plaats van in een ontbindende voorwaarde te voorzien, kan men voor een opschortende voorwaarde opteren. Een verbintenis onder een opschortende voorwaarde aangegaan, is die welke afhangt ofwel van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad maar aan partijen nog onbekend is. In het eerste geval kan de verbintenis niet uitgevoerd worden dan nadat de gebeurtenis heeft plaatsgehad. In het tweede geval heeft de verbintenis haar gevolgen met ingang van de dag waarop zij is aangegaan (art. 1181 BW).
De effectieve verkoop van de aandelen wordt dus uitgesteld tot het moment waarop de voorwaarde vervuld is. Bijvoorbeeld: men wil een bedrijf overnemen maar enkel onder de voorwaarde dat de voornaamste klanten ook verder producten van de nieuwe overnemer afnemen. In dergelijk geval kan men de koopovereenkomst sluiten op 1 januari 2015, onder de opschortende voorwaarde dat de lopende commerciële overeenkomsten het jaar nadien nog niet zijn ontbonden door deze klanten. Is dit niet het geval op 1 januari 2016, dan zal de koopovereenkomst op die datum ontstaan. Het eigendom van de aandelen gaat dus per 1 januari 2016 over op de koper.
Dit betekent wel dat gedurende dat jaar de situatie voor de overlater niet drastisch wijzigt: hij blijft immers nog een heel jaar eigenaar van de onderneming en moet ook instaan voor het reilen en zeilen ervan. De overnemer van zijn kant wenst zekerheden af te dwingen zonder dat dagdagelijks veel verandert. Hij staat in een zwakke positie aangezien hij nog geen eigenaar is. Daarom wordt veelal een “Material Adverse Change” of MAC-clausule toegevoegd. Dientengevolge heeft de verkoop maar uitwerking als vaststaat dat de onderneming gedurende dat jaar geen wezenlijke, ongunstige wijzigingen heeft ondergaan (bv. de overlater heeft de onderneming niet opzettelijk verarmd door zichzelf erg hoge lonen uit te keren of duidelijk ongunstige overeenkomsten voor rekening van de vennootschap te ondertekenen).
Andere alternatieven
Het moge evenwel duidelijk zijn dat sommige garanties geen ontbindende noch opschortende voorwaarde vereisen maar op een andere manier kunnen worden ondervangen. Neem bijvoorbeeld het voldoen van de verkoopprijs. Hiervoor kan men een bankgarantie eisen. Zo is men zeker betaald te worden, en heeft men ook het bijkomend voordeel dat de bank in dit geval de solvabiliteit van de koper zal nagaan.