<< Terug naar artikels
Vennootschapsrecht
- 7 -
juni
2018

Verbod tot het uitoefenen van concurrerende activiteiten door een bestuurder of aandeelhouder



We belichtten reeds uitvoerig waar belangenconflicten mogelijks kunnen ontstaan, en welke procedure in dergelijke gevallen in acht dient te worden gehouden (lees hier). Een specifiek geval schuilt in het verbod om met de vennootschap waarvan men bestuurder of aandeelhouder is concurrerende activiteiten te voeren. Maar daaromtrent liet de wetgever na duidelijke regels op papier te zetten. Hoewel de rechtspraak en rechtsleer het in grote mate eens zijn, komt het de rechtszekerheid ten goede ook contractueel afspraken te maken.

 

Maar het één en ander dient evenwel gespecifieerd:

  • Er is dus geen wet die duidelijk stelt welke concurrerende activiteiten wel kunnen en welke niet, en tot wanneer dit verbod dan op een aandeelhouder of bestuurder rust. De beoordeling dient bijgevolg te gebeuren aan de hand van rechtspraak, en algemeen aanvaarde principes.

  • Wel bestaat het verbod op oneerlijke concurrentie: men mag geen vertrouwelijke info overmaken, personeel afwerven,… ;

  • Een aandeelhouder neemt niet hetzelfde engagement als een bestuurder;

  • In een kapitaalvennootschap doet elke aandeelhouder zijn inbreng in het kapitaal, en met deze volstortingsplicht eindigen in beginsel zijn verplichtingen t.a.v. de vennootschap. In dergelijke vennootschappen – waarvan de bekendste de NV en BVBA (hoewel deze laatste een buitenbeentje is omdat de aandelen hier onderling niet vrij overdraagbaar zijn) – is een aandeelhouder dus vrijer om te participeren in concurrerende vennootschappen. In een personenvennootschap (V.O.F., Comm.V., handelsvennootschappen,…) daarentegen primeert de persoon van de partner, die gewoonlijk niet alleen aandeelhouder maar ook bestuurder is. In dergelijke gevallen wordt het niet-concurrentieverbod dus nauwer geïnterpreteerd.

  • Men zal in de meeste gevallen andersluidende afspraken maken.

     

Hieronder een overzicht van de vigerende rechtspraak en rechtsleer:

 

1. Beperkingen als aandeelhouder (NV) of vennoot (BVBA)

1.1. Algemeen aanvaarde regels

Zoals hierboven reeds uiteengezet, is de perceptie verschillend naargelang men aandeelhouder of vennoot is in een kapitaal- of in een personenvennootschap. In het eerste geval heeft men in beginsel geen concurrentieverbod, al dient de situatie in concreto te worden beoordeeld (bv. de rechtspraak neigt concurrerende activiteiten met het familiebedrijf – die nochtans veelal de rechtsvorm van een NV heeft – streng te beoordelen). Aandeelhouders van een personenvennootschap zijn minder vrij: zij moeten een meer verregaande trouw aan de dag leggen, in het bijzonder zo de vennoot zich heeft geëngageerd om zijn arbeid in te brengen. De rechtspraak neigt de stille of niet-beherende vennoten anderzijds vrijer te laten.

Maar hoelang blijft men dan gebonden door dit eventueel concurrentieverbod? Bestaat het zolang men aandeelhouder of vennoot is? Opnieuw moeten we een onderscheid maken:

  • Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid hebben geen afgescheiden vennootschapsvermogen, en de aandeelhouders/vennoten dienen de overgedragen zaak te vrijwaring tegen uitwinning. Zij blijven dus gehouden;

  • In vennootschappen met rechtspersoonlijkheid is dat afzonderlijk vermogen er wel, en kan dus worden gesteld dat aandeelhouder bij overdracht van zijn rechten over de aandelen niet meer gehouden is aan enig concurrentieverbod. Doch ook hier zitten rechtspraak en rechtsleer niets steeds op dezelfde lijn. Daarom zijn afspraken in de overdrachtsovereenkomst van dermate belang (infra 1.2.).

 

1.2. Contractueel andersluidende afspraken

De oprichting van de vennootschap is de uitgelezen kans om duidelijke afspraken te maken. Dit kan in de statuten (die publiekelijk bekend worden gemaakt) of in een separate aandeelhoudersovereenkomst (die tussen de partijen blijft). Beide hebben onderling dezelfde kracht.

In enkele specifieke gevallen valt het aan te raden het één en ander op papier te zetten:

  • neemt men geen aandelen maar enkel activabestanddelen waaronder het cliënteel over, dan is de niet-concurrentieverplichting van rechtswege begrepen in die overdracht (vrijwaring voor eigen daad). Maar is de overdrager een vennootschap, dan wordt het concurrentieverbod best ook contractueel opgelegd aan de zaakvoerder of bestuurder van de overlatende vennootschap;

  • Zo de eigendom is gesplitst in naakt eigendom en vruchtgebruik, zal het concurrentieverbod in beginsel enkel op de vruchtgebruiker rusten. Hij oefent immers de rechten verbonden aan de aandelen uit, en is dus diegene die op vaste basis betrokken is in het vennootschapsleven. Idealiter wordt schriftelijk vastgelegd dat ook de naakte eigenaar in zijn handelsvrijheid wordt beperkt.

 

2. Bestuurders (NV) en zaakvoerders (BVBA)

2.1. Wettelijke beperkingen

Geen enkele wetsregel verbiedt een bestuurder of zaakvoerder om een concurrerende activiteit op te zetten. Maar hij/zij heeft wel de verplichting tegenover de vennootschap om zijn/haar verbintenissen ter goeder trouw uit te voeren, en de concurrentie met de vennootschap aangaan is dat niet.

Dat wil zeggen dat een bestuurder of zaakvoerder in beginsel geen mandaat kan opnemen in een concurrerende vennootschap, noch als aandeelhouder/vennoot, noch als bestuurder/zaakvoerder, en dat zolang hij bestuurder of zaakvoerder is. Nadien is hij vrij, tenzij – en dat zal veelal het geval zijn – er een niet-concurrentiebeding tussen de partijen werd overeengekomen.

Wat indien de bestuurder/zaakvoerder wél een met de vennootschap concurrerende activiteit voert? Dan kunnen de aandeelhouders/vennoten:

  • Hem met rede ontslaan (art. 33 W.Venn. bepaalt immers: "De vennoot die door een bijzonder beding van het contract van vennootschap met het beheer belast is, kan, ondanks het verzet van de overige vennoten, alle daden verrichten die tot zijn beheer behoren, mits dit geschiedt zonder bedrog. Deze macht kan niet zonder wettige reden herroepen worden, zolang de vennootschap duurt; indien zij echter niet bij het contract van vennootschap, maar bij een latere akte verleend is, kan zij herroepen worden zoals een eenvoudige lastgeving");

  • Eisen dat hij de concurrerende activiteit stopzet;

  • En/of een schadevergoeding vorderen.

 

2.2. Conventionele afspraken

Hoewel een zaakvoerder/bestuurder niet mag concurreren, valt het toch aan te raden meer concrete afspraken te maken voorafgaandelijk aan de benoeming, bijvoorbeeld door het één en ander te definiëren, schadevergoedingen (forfaitair) vast te leggen,… dit vereenvoudigt eventuele latere discussies, minstens door de minder zware bewijslast.

Ook voor bestuurders of zaakvoerders kunnen deze afspraken in de statuten worden opgenomen, maar veelal zal dat eerder in een dienstverlenings- of samenwerkingsovereenkomst met de vennootschap zijn.

 

Maar hier is enige voorzichtigheid geboden. Hoewel er geen wettelijke bepalingen van toepassing zijn zoals dat wel het geval is in arbeidsovereenkomsten bijvoorbeeld, kan een niet-concurrentiebeding t.a.v. een bestuurder of zaakvoerder niet onbeperkt zijn. Elke deelnemer aan het economisch verkeer moet immers in staat blijven in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Daarom moet een niet-concurrentiebeding beperkt zijn:

  • Naar de aard van de activiteiten: in beginsel tot de activiteiten zoals de vennootschap die werkelijk uitoefent;

  • in de tijd: dus niet langer dan noodzakelijk;

  • En in de ruimte, zijnde op het grondgebied waar de vennootschap actief is;

  • En dus steeds een wettig belang verantwoorden waardoor de bestuurder of zaakvoerder na het beëindigen van zijn mandaat niet onnodig belemmerd wordt.

 

Slaagt men er niet in het niet-concurrentiebeding evenwichtig te houden en wordt de termijn bijvoorbeeld geacht onredelijk te zijn, dan is de clausule in haar geheel absoluut nietig (en ‘herneemt’ het wettelijk concurrentieverbod als minimum). Bovendien – omdat de rechter ze niet kan matigen noch gedeeltelijk vernietigen – valt aan te raden de clausule in volgende zin aan te vullen: “indien één of meerdere bepalingen van dit artikel geacht zou worden de beperkingen in tijd, ruimte of reikwijdte, of enige andere door de toepasselijke wetten of regels opgelegde beperkingen te overschrijden, dan zullen ze niet nietig worden verklaard, maar zullen partijen geacht worden te hebben ingestemd met bepalingen die zullen overeenstemmen met de maximaal ingevulde niet-concurrentieverplichtingen die zijn toegelaten onder de toepasselijke wet- en regelgeving, en zal elke bepaling van dit artikel die dergelijke beperkingen overschrijdt automatisch dienovereenkomstig worden aangepast”.

 

 

1  Dezelfde logica gaat ook op bij de overlating van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid: in dergelijk geval is er immers geen afgescheiden vermogen die wordt overgedragen en zal de overdragende vennoot aldus automatisch gebonden zijn door een concurrentieverbod.